Ga naar de inhoud van deze pagina.
Programmabegroting 2025 Definitief

Ombuigingen

Hieronder vindt u een tabel met de besparingen voor de komende jaren. Voor de meeste besparingen stellen we voor om deze pas na 2025 door te voeren. We willen geen definitieve en pijnlijke keuzes maken zolang er nog onzekerheid is over de financiering van de gemeenten door het Rij. Aan de andere kant willen we ervoor zorgen dat de financiële situatie van onze gemeente gezond blijft en dat we tijdig kunnen inspelen op veranderingen, zowel op inhoudelijk als financieel gebied. Daarom zijn we genoodzaakt om de volgende maatregelen op te nemen in de begroting voor 2025.

Sommige besparingen zijn al opgenomen in de begroting voor 2025. Dit staat aangegeven in de kolom 'gerealiseerd 2025'. Voor de overige jaren vindt u de resterende besparingen in de tabel.

Overzicht ombuigingen

Bedragen x € 1.000

Toelichting:

  1. Verschillende externe factoren (kunnen) zorgen voor vertraging in de uitvoering van geplande projecten en werkzaamheden. In de huidige markt zijn er bijvoorbeeld niet altijd genoeg leveranciers of grondstoffen beschikbaar, zijn tarieven buitenproportioneel, of is er sprake van een tekort aan technisch personeel. Deze ontwikkelen maken dat we onze investeringsplanning hebben aangepast naar een meer realistisch tijdspad op het gebied van uitvoering. Aanpassingen in deze planning zorgt eveneens voor meer financiële ruimte, omdat de benodigde investeringen meer over de jaren zijn verspreid. Met de in deze Programmabegroting opgenomen investeringsplanning is volledig invulling gegeven aan deze taakstelling.
  2. In de Programmabegroting 2024 zitten de lijkbezorgingsrechten op 63% kostendekkendheid. We stellen voor om de lijkbezorgingsrechten voor de jaren 2026 t/m 2028 jaarlijks met ongeveer 10% te verhogen boven op de reguliere indexatie. Op basis van de huidige cijfers komen wij dan uit op een kostendekkendheid van ongeveer 80%.
  3. De huidige tarieven voor de toeristenbelasting liggen onder het Zeeuws gemiddelde. We stellen voor om de tarieven in 2026 en 2027 jaarlijks met 10% te verhogen boven op de reguliere indexatie. Dit betekent een stijging van € 1,20 in 2024 naar € 1,45 in 2027 voor overnachting op een camping en een stijging van in 2027 € 1,55 in 2024 naar € 1,88 in 2027 voor hotels. Deze stijgingen zijn zonder rekening te houden met de reguliere indexatie.
    Ook de tarieven voor de forensenbelasting zijn lager dan het Zeeuws gemiddelde. We stellen voor om de tarieven in 2026 en 2027 jaarlijks met 8% te verhogen boven op de reguliere indexatie. Met deze verhogingen komen naar verwachting dichter bij het Zeeuws gemiddelde uit. Het tarief voor een woning met een WOZ-waarde van € 200.000 stijgt van € 647,- in 2024 naar € 755,- in 2027 zonder rekening te houden met reguliere indexatie.
  4. In de Programmabegroting 2024 is de kostendekkendheid op de rioolheffing 94%. Dit betekent dat niet alle kosten door de gebruiker worden betaald. In de Kadernota 2025 is voorgesteld om in twee stappen toe te groeien naar 100% kostendekkendheid. De kostendekkendheid in de Programmabegroting 2025 komt eveneens uit op 94%. We stellen voor om de discussie over een eventuele extra tariefstijging mee te nemen bij het opstellen van de scenario's in de komende maanden. De hier opgenomen meeropbrengst van € 440.000 betekent een extra lastenverzwaring voor een koopwoning met een gemiddelde WOZ-waarde van ongeveer € 12,-.
  5. In de Programmabegroting 2024 is de kostendekkendheid op de afvalstoffenheffing 96%. Dit betekent dat niet alle kosten door de gebruiker worden betaald. In de Kadernota 2025 is voorgesteld om in twee stappen toe te groeien naar 100% kostendekkendheid. De kostendekkendheid in de Programmabegroting 2025 komt uit op 92%, een daling van 4% ten opzichte van de Programmabegroting 2024. We stellen voor om de discussie over een eventuele extra tariefstijging mee te nemen bij het opstellen van de scenario's in de komende maanden. De hier opgenomen meeropbrengst van € 230.000 betekent een extra lastenverzwaring voor meerpersoonshuishouden van € 8,50.
  6. De wereld is niet maakbaar en we kunnen als gemeente niet alles oplossen. Een goede sociale basis vergroot de veerkracht van onze inwoners waardoor het beter lukt om te gaan met de uitdagingen die zich in het leven voordoen. Deze sociale basis wordt verstevigd. Dit is gericht op plekken voor ontmoeting en contact, maar ook om ervoor te zorgen dat het fijn wonen, werken, leven en ontspannen is in onze gemeente zodat inwoners hier willen blijven en zich kunnen ontwikkelen. Ons aantrekkelijke sport-, culturele en onderwijsaanbod zijn hierbij helpend. Komende jaren blijven we investeren in het bevorderen van de sociale basis. Het gaat hierbij over het geheel van informele verbindingen (buurten, groepen, verenigingen, netwerken, gezinnen) aangevuld met de formele basisinfrastructuur die deelname aan de samenleving bevordert. Professionals en organisaties die inwoners bijstaan in de vorm van collectieve voorzieningen, vrijwillige ondersteuning en begeleiding en laagdrempelige hulp (zoals maatschappelijk werk, Tejo, welzijn op recept).
    Daarbij gaan we wel gerichter subsidiëren en kijken wat werkt en de meeste impact heeft. En zoeken we nog meer naar collectieve oplossingen in plaats van individueel maatwerk.
    In 2025 ligt er een plan om het subsidiebudget zo in te zetten dat er maximale impact en maatschappelijke waarde wordt gecreëerd. We realiseren ons dat hiermee de vanzelfsprekendheid van een subsidie voor initiatieven die van toegevoegde waarde zijn voor de samenleving onder druk komt te staan en we tegelijkertijd een groter beroep doen op de inzet van vrijwilligers en de samenleving in zijn geheel.
  7. Buiten de eerdergenoemde inhoudelijke uitdagingen, staan we als gemeente ook voor een financiële uitdaging. Voor welzijn en sociaal domein krijgen we incidentele middelen vanuit NPO, GALA, IZA en de Hervormingsagenda jeugd. Deze middelen geven een impuls aan de benodigde beweging. Vanwege het incidentele karakter, betekent dit wel een risico voor voortzetting. Daartegenover wordt structureel gekort bij de Hervormingagenda jeugd, terwijl de jeugdzorgkosten stijgen. Tevens loopt er landelijk een onderzoek naar de houdbaarheid van de WMO gerelateerd aan het huidige abonnementstarief en de arbeidsmarktkrapte. Tot slot vindt momenteel (sub)regionaal de nieuwe inkoop Jeugd plaats en is de nieuwe aanbesteding Wmo vanaf 1 mei 2024 ingevoerd. We zien dus incidentele impulsen tegenover structurele kortingen en onzekerheden in verband met recente ontwikkelingen.
    De kracht van welzijn en sterke lokale teams
    Deze ontwikkelingen dwingen ons ook voor welzijn en het sociaal domein te kiezen wat we wel en niet (meer) doen. Dit gaat over de brede keten van preventie tot zorg. Keuzes hierin maken lijkt tegenstrijdig en vraagt om het zoeken naar de juiste balans. De haalbaarheid hiervan moet ook nog blijken. Vooral omdat er diverse externe niet beïnvloedbare factoren zijn, waardoor de grip op de lokale situatie beperkt is. Denk hierbij aan de zorgplicht, het huisartsentekort, wachtlijsten GGZ, landelijke vastgestelde tarieven en voorwaarden (bijv. inkomenstoets) en de beweging van het medische naar het sociale domein.
    We zijn volgend aan het Rijksbeleid. En hebben te maken met autonome maatschappelijk ontwikkelingen waar we als gemeente alleen in gezamenlijkheid met de andere (landelijke) overheden, maatschappelijke partners en onze inwoners iets in kunnen veranderen. Er is in de basis een cultuurverandering nodig. Illustratief hiervoor is de benodigde accentverschuiving van ziekte en zorg naar gezondheid en preventie. Dit betekent dat een inwoner een afwijkend maar passend aanbod kan krijgen op zijn/haar zorgvraag en mogelijk een alternatief (welzijns)aanbod aangereikt krijgt, anders dan de inwoner hoopt/verwacht.
    Het mag duidelijk zijn dat niets doen geen optie is, willen we de zorg voor de toekomst beschikbaar houden voor hen die het echt nodig hebben. We zetten in op twee sporen. Zo gaan we gerichter subsidiëren en passender ondersteunen. We stellen een actieplan sociaal domein breed op waarmee we een steviger verbinding willen realiseren van zorg naar het voorliggend (preventieve) veld in aansluiting op de landelijke opgaven uit o.m. GALA, IZA en de hervormingsagenda jeugd. We beginnen niet vanaf ‘nul’; de afgelopen jaren hebben we al volop ingezet op het realiseren van de benodigde verandering en sturing in onze toegangen. Met behulp van het programmaplan ‘Goes voor elkaar’ en ‘grip op WMO’ hebben we hierin goede stappen gezet. Er is onder andere gewerkt aan het invoeren van de uitgangspunten van positieve gezondheid, omgekeerde toets en integraal werken (met aandacht voor het doe vermogen van onze inwoners), de klantroute jeugd en resultaatgericht werken. Dit vraagt blijvend aandacht en moet worden doorontwikkeld. We gaan de sociale basis versterken en richten sterke lokale teams in die extra inzetten op de benodigde verschuiving naar preventie en gezondheid. Sterke lokale teams, gericht op -9 maanden tot 100+, richten zich op kwetsbare inwoners in alle levensfasen, vroegtijdig, doorlopend en op sleutelmomenten waarop men het moeilijk heeft. Samen met onze partners wordt onderzocht wat er speelt en hoe deze opgave kan worden aangepakt.
    Hierbij maken we gebruik van benchmark, monitoring, evaluatie en intervisie. In de 2e helft van 2024 wordt dit samen met de recent aangestelde beleidsdata-analist opgepakt.
    Gezien de opgaven vragen we nu geen extra middelen voor nieuw beleid, maar willen we de benodigde extra investering in de basisinfrastructuur en toegangen (deskundigheidsbevordering, ruimte voor implementatie en borging) bekostigen uit de reserve sociaal domein. Dit zijn echter geen structurele middelen die feitelijk wel eens nodig zouden kunnen zijn. Wat betekent dat de borging in de toekomst ook uit bestaande middelen moet komen, die al onder druk staan.
  8. We verwachten deze ombuiging te realiseren door verschillende maatregelen te nemen. Allereerst voeren we een grondig onderzoek uit naar onze ICT-systemen. Door te investeren in efficiëntere en beter geïntegreerde technologieën, kunnen we onze processen stroomlijnen en kosten verlagen. Daarnaast gaan we alle kosten voor onze dienstverlening doorbelasten aan de (externe) gebruiker. Deze aanpak helpt ons niet alleen om onze kosten beter te beheren, maar ook om onze doelen effectief te bereiken.
  9. De gemeente Goes heeft in het centrum van Goes een informatiepunt/touristshop. Met name de personeelskosten zijn aanzienlijk terwijl het geen wettelijke taak is van de gemeente en er ook geen vergoeding van het Rijk hier tegenover staat. Er zal dan vanuit de gemeente geen toeristische informatie meer verstrekt worden. Overheidsvragen kunnen dan ook niet meer op deze locatie gesteld worden. Alternatieven zijn het Informatiepunt Digitale Overheid in de bibliotheek of de balie in het Stadskantoor. De ombuiging is al gerealiseerd door geen nieuwe verplichtingen meer aan te gaan vanaf 2025.
  10. Team leefbaarheid groeit in 2024 naar 10 medewerkers. Het einddoel is om door te groeien naar structureel 12 medewerkers. Door deze laatste 2 vacatures niet in te vullen kunnen wij € 160.000 euro structureel besparen. Met het opmaken van de Programmabegroting 2025 is dit financieel verwerkt. Dit heeft tot gevolg dat:
    1. % tot 20% minder inzet op straat dan eerst voorzien voor 2025 en verder;
    2. Focus blijft op meldingen en reactief reageren in plaats van proactief/preventief optreden;
    3. Risico dat wij goede stagiaires die wij nu hebben straks niet kunnen aannemen of überhaupt niet beschikbaar zijn
    4. Ambitie om 24/7 bereikbaar te zijn niet haalbaar.
    5. Er wordt daarom nadrukkelijk gekozen voor het bevriezen van de formatie en niet voor het definitief schrappen van de formatie.
  11. Als gemeente vragen wij nu geen vergoeding voor het behandelen van aanvragen voor het organiseren van een vergunningsplichtig evenement behalve voor de zwaarste evenementencategorie (C-evenementen). Hierdoor voeren wij veel werkzaamheden uit waar geen vergoeding tegenover staat en subsidiëren wij feitelijk (commerciële) evenementen in Goes. Ook ligt de drempel voor een aanvraag nu zo laag dat wij aanvragen krijgen van partijen die niet serieus van plan zijn om iets te organiseren. Een verzachtende factor bij het invoeren van deze leges is dat vanaf 2025 meer evenementen alleen meldingsplichtig zijn en geen leges hoeven te betalen.
  12. We stellen voor om de OZB zowel in 2027 als in 2028 met 1,5% extra te verhogen boven op de reguliere indexatie. Voor een koopwoning met een gemiddelde WOZ-waarde betekent dit een extra last van ongeveer € 13,-.
  13. Het onderhoudsniveau van de kwaliteit van de openbare ruimte is volgens de IBOR-systematiek gesteld op het zogenaamde ‘B’ niveau. Dit houdt in dat dat we streven dat onze wegen en civiele kunstwerken en het groen voldoen aan het uitgangspunt van ‘Schoon, heel en veilig’. In de binnenstad geldt een kwaliteitsniveau ‘A’. Dit houdt in dat er gewerkt wordt met meer kostbare en hoogwaardige materialen en dat de onderhoudsfrequentie hoger ligt. Op basis van het gestelde kwaliteitsniveau worden beheerplannen en benodigde opgesteld. Een lager kwaliteitsniveau kan leiden tot lagere beheer- en onderhoudskosten. Bij het verlagen van het kwaliteitsniveau (naar C of D) is er sprake van een vermindering van de ruimtelijke uitstraling en wordt er ingeboet op het huidige uitgangspunt van “Schoon, Heel en Veilig”. Bijkomende consequentie is de kans op het toenemen van meldingen en klachten alsook een grotere kans op aansprakelijkheid claims. Ook kan het zorgen voor ad hoc reparaties, hogere kans op incidentele hogere kosten en vergroot het risico voor achterstallig onderhoud. In de losse beheerplannen voor riool, groen, wegen, openbare verlichting, havens-sluis worden de kosten doorberekend van het onderhoud van verschillende kwaliteitsniveaus. Bij de vaststelling van de beheerplannen kunnen keuzes in onderhoud en de financiële consequenties daarvan worden vastgesteld.
  14. Wij stellen voor om in onze budgetten voor 2027 de inflatie van 2,6% niet volledig door te berekenen. Deze keuze maken we omdat we jaarlijks geld overhouden in de jaarrekening. Dankzij deze positieve resultaten kunnen we de effecten van inflatie deels opvangen zonder de volledige kostenstijgingen door te voeren in de budgetten.
  15. Wij staan momenteel voor een grote financiële uitdaging door de daling van de algemene uitkering. Deze financiële tegenslag dwingt ons als gemeente om onze begroting te herzien en noodzakelijke ombuigingen door te voeren. We moeten kritisch kijken naar onze uitgaven en zoeken naar manieren om efficiënter te werken zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van onze dienstverlening en inhoudelijke opgaven.
    In lijn met deze aanpak willen wij gezamenlijk met de andere deelnemers van de gemeenschappelijke regelingen ook opdracht aan de gemeenschappelijke regelingen om een bijdrage te leveren aan deze ombuigingen. Gecorrigeerd voor prijseffecten is daling in de algemene uitkering in 2026 ten opzichte van 2025 ongeveer 5%. We stellen voor om in deze Kadernota aan te nemen dat we in 2026 1% en vanaf 2027 2% kunnen besparen op de uitvoeringskosten van de gemeenschappelijke regelingen.
  16. Dit betreft de ombuiging op de parkeer- en precariobelasting. Voor het verhogen van de parkeerbelastingen wordt een ingroeimodel gehanteerd waarbij in 2025 een ombuiging van € 60.000 begroot is oplopend naar een ombuiging van structureel € 270.000 vanaf 2028. Het doel is om de resterende ombuiging van € 140.000 te halen uit verhoging van de precario.