Voor het beoordelen van de financiële vermogenspositie is in het BBV een verplichte indicator opgenomen, de netto schuldquote. Deze indicator is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten opgesteld. De netto schuldquote beoordeelt de vermogenspositie van gemeenten aan de hand van schulden ten opzichte van de inkomsten. Het kengetal geeft een indicatie van het aandeel van de rentelasten van de schulden in de totale exploitatie. Het draait om de vraag of de rentelasten als gevolg van hoge schulden niet te veel ruimte opslokken binnen de totale exploitatie.
Voor de netto schuldquote wordt de volgende definitie gehanteerd: De netto schuld als aandeel van de exploitatie. De netto schulden zijn gedefinieerd als de som van de langlopende schulden, kortlopende
Schulden en overlopende passiva. Daarop zijn in mindering gebracht de kortlopende vorderingen en uitzettingen, liquide middelen, overlopende activa en langlopende uitzettingen. Voor de omvang van de exploitatie wordt uitgegaan van de baten voor bestemming, dus exclusief de mutaties in de reserves. De netto schuldquote wordt genormeerd conform onderstaande bandbreedte:
Voor 2025 is de netto schuldquote 97%.
De hoogte van de netto schuldquote wordt beïnvloed door een groot aantal factoren. Naast de begrote baten zoals opgenomen in de meerjarenbegroting wordt de netto schuldquote ook beïnvloed door de omvang van de leningportefeuille en de investeringen die we de komende jaren gaan doen. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing wordt de totstandkoming van de schuldquote nader toegelicht.