Bijna alle nieuwe aanleg van infrastructuur (wegen,water, riolering, groen en openbare verlichting) wordt gerealiseerd (en gedekt) door de bouwgrondexploitatie. Dat betekent dat het realiseren van die kapitaalgoederen ineens wordt afgeschreven uit de opbrengst van de verkoop van bouwrijpe grond en (dus) niet op de balans voorkomt.
Grootonderhoud wordt niet geactiveerd. Deze kosten zijn onderhevig aan jaarlijkse fluctuaties, maar met de gevormde voorzieningen realiseren we begrotingstechnisch een kostenegalisatie. Dit betekent dat jaarlijks voor de verschillende kapitaalgoederen een reëel, gelijk bedrag voor onderhoud in de begroting wordt opgenomen (wet BBV).
De werkelijke uitgaven voor groot onderhoud worden ten laste van die voorzieningen gebracht.
Door deze systematiek komen in de gemeentebegroting geen pieken en dalen voor, en worden de pieken in de jaarlijkse onderhoudsuitgaven opgevangen binnen de voorziening. Voor elke voorziening moet de gemeente beschikken over een beheerprogramma waarin de gewenste kwaliteit tot uitdrukking is gebracht en waarin al het cyclische onderhoud wordt gepland en financieel vertaald.
Door de gegevens zowel voor- als nacalculatorisch bij te houden, ontstaat continue een actueel beeld van de gang van zaken en kunnen de effecten in de prognoses van de onderhoudsvoorzieningen en zo nodig in de jaarlijkse genormeerde storting worden vertaald.
De voorzieningen hebben ieder jaar een tenminste neutralestand. Er wordt geen rente, maar wel indexatie aan de voorzieningen toegevoegd.
In artikel 44 van het Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten en provincies (BBV) is geregeld in welke gevallen een voorziening wordt gevormd. Daaruit vloeit voort dat het vormen van een voorziening of een dotatie aan een al bestaande voorziening, als een last in het betreffende begrotingsjaar moet worden beschouwd. De aanwending van een gedeelte van een voorziening wordt rechtstreeks ten laste van de voorziening geboekt.
In de financiële begroting is een overzicht opgenomen van de verwachte stand en het verloop van de verschillende voorzieningen. De uitgaven voor regulier onderhoud van de openbare ruimte worden rechtstreeks in de exploitatie verantwoord (zie hoofdstuk financiële begroting).
Voor de diverse beheerplannen geldt het volgende schema:
Beheerplannen |
Door de raad vastgesteld d.d. |
Looptijd t/m |
Financiële vertaling in begroting |
Achterstallig onderhoud |
---|---|---|---|---|
Integraal Beheer Goes (IBORG) |
Ja, 2005 |
Onbepaald |
Ja |
Nee |
Wegen |
Ja, 2019 |
2024 |
Ja |
Nee |
Havens, sluis en bruggen |
Ja, 2020 |
2024 |
Ja |
Nee |
Riolering |
Ja, 2022 |
2026 |
Ja |
Ja, *1 |
Civieltechnische kunstwerken |
Ja, 2019 |
2024 |
Ja |
Nee |
Groen |
Ja, 2020 |
2025 |
Ja |
Ja, *2 |
Gebouwen |
Ja, 2016 |
2024 |
Ja |
Nee |
Openbare Verlichting |
Nee (er is wel een werkdocument) |
|
Ja |
Nee |
*1 = Dit wordt planmatig weggewerkt cf. vastgestelde beheerplan.
*2 = Dit is in het nieuwe groenbeheerplan opgenomen en wordt in de komende planperiode weggewerkt.